autospuiter
- Geluid: autospuiter (hulp, bestand)
- au·to·spui·ter
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | autospuiter | autospuiters |
verkleinwoord |
de autospuiter m
- (beroep) (techniek) iemand die een laklaag aanbrengt op een auto
- ▸ De inmiddels gepensioneerde neuroloog Gerard Hageman onderzocht tientallen jaren mensen met een beroep als schilder of autospuiter. Een deel van die mensen wordt ziek door het werk dat ze doen. "Op een gegeven moment kwam daar cabinepersoneel bij en zijn we dat uitgebreider gaan onderzoeken."[2]
- ▸ Imad hoopt binnenkort al een baan als autospuiter te vinden, het beroep dat hij in Homs ook uitoefende. Zijn opluchting is groot: "Ik ben zo blij dat we veilig in de VS zijn. Ik ben niet bang meer en de mensen zijn aardig."[3]
- Het woord autospuiter staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron Jos Stolper en Roel van Niekerk“Is de lucht in een vliegtuig nou echt giftig?” (Woensdag 20 september 2017, 07:51), NOS
- ↑ Weblink bron “Waar blijft opvang Syrische vluchtelingen in de VS?” (Vrijdag 9 oktober 2015, 14:08), NOS