autoschip
  • au·to·schip
enkelvoud meervoud
naamwoord autoschip autoschepen
verkleinwoord

het autoschipo

  1. (scheepvaart) vrachtschip voor het transport van (nieuwe) auto's
     Gisteren waren er al problemen door storm Dudley. Zo werd bij IJmuiden een autoschip uit zijn koers geblazen. Het 167 meter lange en 28 meter brede vaartuig, de Sea Viking, botste daardoor op het talud van de Kanaaldijk en lag daar even vast.[1]
     Het grootste autoschip ter wereld is vanochtend de Rotterdamse haven binnengevaren. De Höegh Target is bijna 200 meter lang en 36,5 meter breed. Het schip telt 14 dekken en kan 8500 auto's vervoeren. Tie Schellekens van het Havenbedrijf Rotterdam beschrijft het autoschip als "een kolossale schoenendoos die vanonder heel vernuftig in elkaar zit, zodat hij toch heel efficiënt door het water kan."[2]
  1.   Weblink bron “Code rood voor Zeeland, Zuid- en Noord-Holland, Friesland en Flevoland” (Vrijdag 18 februari 2022, 07:31), NOS
  2.   Weblink bron “8500 auto's in 'kolossale schoenendoos'” (Vrijdag 21 augustus 2015, 15:53), NOS