bil
- bil
- In de betekenis van ‘achterdeel’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1240 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | bil | billen |
verkleinwoord | billetje | billetjes |
- (anatomie) elk van beide lichaamsdelen gevormd door de grote spieren die het bekken aan de achterkant bedekken
- Ze ging met haar billen in het mos zitten.
- ▸ Door het zweet en constante wrijving werd mijn huid tussen mijn dijen en billen bij elke stap opengeschuurd.[2]
|
- Wie zijn billen (ver)brandt, moet op de blaren zitten.
Wie fouten maakt, moet met de gevolgen leven.
- Als apen hoger klimmen willen, ziet men gauw hun blote billen
zich voornamer voordoen dan men in het echt is, met gezichtsverlies tot gevolg
- Zien wie de blankste billen heeft
- in zijn blote billen
naakt, bloot
- iemand op de billen slaan
lijfstraf op de billen toedienen
- iemand voor de billen geven
lijfstraf op de billen toedienen
- met de billen bloot gaan
zijn fouten publiek maken
- van bil gaan
geslachtsgemeenschap hebben
1. elk van beide lichaamsdelen gevormd door de grote spieren die het bekken ...
uitdrukking: iemand op de billen slaan
vervoeging van |
---|
billen |
bil
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van billen
- Ik bil.
- gebiedende wijs van billen
- Bil!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van billen
- Bil je?
- Het woord bil staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "bil" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "bil" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
-
En bil (DAF).
Een auto (DAF). -
En bil (VW, 1956).
Een auto (VW, 1956).
- bil
- Afkorting van automobil
Naar frequentie | 333 |
---|
enkelvoud | meervoud | |||
---|---|---|---|---|
onbepaald | bepaald | onbepaald | bepaald | |
nominatief | bil | bilen | biler | bilerne |
genitief | bils | bilens | bilers | bilernes |
bil, g
- (afkorting), (techniek), (verkeer) auto, automobiel
- bil in: Det Danske Sprog- og LitteraturselskabDen Dankse Ordbog op website:ordnet.dk
- bil
- Afkorting van automobil
Naar frequentie | 485 |
---|
enkelvoud | meervoud | |||
---|---|---|---|---|
onbepaald | bepaald | onbepaald | bepaald | |
nominatief | bil | bilen | biler | bilene |
genitief | bils | bilens | bilers | bilenes |
bil, m
- (afkorting), (techniek), (verkeer) auto, automobiel
- «Hver dag kjører flere tusen biler på norske veier uten ansvarsforsikring.»
- Elke dag rijden duizenden auto's op de Noorse wegen zonder verzekering.
- «Hver dag kjører flere tusen biler på norske veier uten ansvarsforsikring.»
- bil
- Afkorting van automobil
enkelvoud | meervoud | |||
---|---|---|---|---|
onbepaald | bepaald | onbepaald | bepaald | |
nominatief | bil | bilen | bilar | bilane |
bil, m
- (afkorting), (techniek), (verkeer) auto, automobiel
- IPA: /bɪl/
- bil
bil
- mannelijk derde persoon enkelvoud verleden tijd van het imperfectieve werkwoord bít: (hij) sloeg
- mannelijk enkelvoud actief deelwoord van het imperfectieve werkwoord bít
- bil
- Verkorting van automobil
bils | enkelvoud | meervoud | ||
---|---|---|---|---|
onbepaald | bepaald | onbepaald | bepaald | |
nominatief | bil | bilen | bilar | bilarna |
genitief | bils | bilens | bilars | bilarnas |
Naar frequentie | 371 |
---|
bil, g
- (afkorting), (techniek), (verkeer) auto
- «Vi har köpt en ny röd bil.»
- We hebben een nieuwe rode auto gekocht.
- «Vi har köpt en ny röd bil.»