bil

- bil
- (anatomie) elk van beide lichaamsdelen gevormd door de grote spieren die het bekken aan de achterkant bedekken
- Ze ging met haar billen in het mos zitten.
- ▸ Door het zweet en constante wrijving werd mijn huid tussen mijn dijen en billen bij elke stap opengeschuurd.[2]
|
- Wie zijn billen (ver)brandt, moet op de blaren zitten.
Wie fouten maakt, moet met de gevolgen leven.
- Als apen hoger klimmen willen, ziet men gauw hun blote billen
zich voornamer voordoen dan men in het echt is, met gezichtsverlies tot gevolg
- Zien wie de blankste billen heeft
- in zijn blote billen
naakt, bloot
- iemand op de billen slaan
lijfstraf op de billen toedienen
- iemand voor de billen geven
lijfstraf op de billen toedienen
- met de billen bloot gaan
zijn fouten publiek maken
- van bil gaan
geslachtsgemeenschap hebben
1. elk van beide lichaamsdelen gevormd door de grote spieren die het bekken ...
uitdrukking: iemand op de billen slaan
- Het woord bil staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "bil" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "bil" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑
Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
- En bil (DAF).
Een auto (DAF). - En bil (VW, 1956).
Een auto (VW, 1956).
- bil
- bil