Andere schrijfwijzen Niet te verwarren met: Ende


enkelvoud meervoud
naamwoord ende enden
verkleinwoord

ende

  1. (eendvogels) eend; watervogel, familie van de ganzen en zwanen
  2. (spreektaal)(verkeer) eend; Citroën 2CV


enkelvoud meervoud
naamwoord ende enden
verkleinwoord

ende

  1. (eendvogels) eend; watervogel, familie van de ganzen en zwanen
  2. (spreektaal)(verkeer) eend; Citroën 2CV
  1. pielende

ende

  1. eind; een afstand van beperkte lengte


  • en·de
Naar frequentie 1283
vervoeging
onbepaalde wijs ende
tegenwoordige tijd ender
verleden tijd endte
voltooid
deelwoord
endt
onvoltooid
deelwoord
endende
lijdende vorm endes
gebiedende wijs end
vervoegingsklasse Klasse 2 zwak
opmerking

ende

  1. eindigen
    «Det var en veldig godt planlagt tur som dessverre endte veldig galt.»
    Het was een zeer goed geplande reis die helaas zeer verkeerd eindigde.


  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   ende     enden     ender     endene  
genitief   endes     endens     enders     endenes  

ende m

  1. einde, uiteinde
    «Korridoren hadde en dør i begge ender
    De gang had een deur aan beide uiteinden.


  • en·de
vervoeging
onbepaalde wijs ende
enda
tegenwoordige tijd endar
verleden tijd enda
voltooid
deelwoord
enda
onvoltooid
deelwoord
endande
lijdende vorm endast
(bijvorm): endas
gebiedende wijs end
ende
enda
vervoegingsklasse Klasse 2 zwak
opmerking

ende

  1. eindigen


  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   ende     enden     endar     endane  

ende m

  1. einde, uiteinde



ende

  1. eind; een afstand van beperkte lengte


ende

  1. enkelvoud klasse 9 van -de