de grote bilspier
  • bil·spier
enkelvoud meervoud
naamwoord bilspier bilspieren
verkleinwoord

de bilspierv / m

  1. een van de drie spieren bij de bil (de grote, middelste en kleine bilspier)
    • Dokter Yen van Organon ligt op kop en spuit een ‘thunderbolt’ in de bilspier van de naamloze Organonrenner, die met een overdosis aan pijnremmers, testosteron en crack als eerste over de finish gaat. Hij rent meteen door naar de huldiging, maar de renner zit zo vol drugs dat hij de rondemiss zonder pardon op het podium verkracht. Negen maanden later wordt de echte hoofdpersoon geboren: het meisje Céline. De moeder belooft haar een ‘super, super, supermooi leven’. Dat heeft ze zelf niet gehad en uit bescherming besluit ze de navelstreng te laten zitten. [2] 
100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC Gerard Zeegers 28 september 2007
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be