biler
- bi·ler
Naar frequentie | 1534 |
---|
biler
- tegenwoordige tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van bile
biler
- nominatief onbepaald gemeenschappelijk geslacht meervoud van bil
se biler
- wederkerend (spreektaal) zich zorgen maken
- «Te bile pas pour Gaston, il se débrouillera!»
- Zit maar niet in over Gaston, die redt zich wel! [1]
- «Te bile pas pour Gaston, il se débrouillera!»
- bi·ler
Naar frequentie | 1578 |
---|
biler
- tegenwoordige tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van bile
biler
- nominatief onbepaald mannelijk meervoud van bil
biler
- nominatief onbepaald mannelijk meervoud van bile
- parkerte biler
geparkeerde auto's
- bi·ler
biler
- tegenwoordige tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van bila
biler
- tegenwoordige tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van bile
biler
- nominatief onbepaald vrouwelijk meervoud van bile