Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bil·len·knij·per
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord billenknijper billenknijpers
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de billenknijperm

  1. man die vrouwen lastigvalt door hun achterste te betasten
    • Die man met wie ik heb zitten praten is een hele piet, maar ik ben er zeker van dat hij een billenknijper is. [1]

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen