autocriminaliteit


  • au·to·cri·mi·na·li·teit
enkelvoud meervoud
naamwoord autocriminaliteit
verkleinwoord

de autocriminaliteitv

  1. (juridisch) misdadigheid met betrekking tot auto's; diefstal van auto's
     De rechtbank Amsterdam heeft twee mannen veroordeeld voor hun rol bij de aanslag op het Telegraaf-gebouw in juni 2018. De mannen zijn ook schuldig aan deelname aan "een criminele organisatie gericht op autocriminaliteit".[1]
     ‘Bij ons zijn er nog geen gevallen bekend’, zegt Guy Thyskens van de federale politie. ‘Maar onze specialisten autocriminaliteit kennen het systeem en weten dat het werkt. Veel mensen steken hun sleutel ’s nachts aan de binnenkant van de voordeur of leggen hem in de buurt van de deur neer. Criminelen weten dat. Met een relay box, te koop op het internet, scannen ze de woning langs de buitenkant. Hun toestel versterkt dan het signaal tussen de sleutel die binnen ligt en de wagen die op de oprit staat. Een medeplichtige kan de deur openen en de wagen starten.’[2]
  1.   Weblink bron “10 en 4,5 jaar cel voor brandstichting Telegraaf-gebouw” (maandag 28 september 2020), NOS
  2.   Weblink bron “‘Neem uw autosleutel ’s nachts mee naar boven’” (Dinsdag 22 mei 2018), De Standaard