Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • au·to-im·por·teur
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord auto-importeur auto-importeurs
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de auto-importeurm

  1. (handel) bedrijf dat vierwielige gemotoriseerde personenvervoersmiddelen koopt in het buitenland om ze te verkopen in het binnenland
  2. (beroep) persoon die vierwielige gemotoriseerde personenvervoersmiddelen koopt in het buitenland om ze te verkopen in het binnenland

Gangbaarheid