• kop·pe·lings·pe·daal
enkelvoud meervoud
naamwoord koppelingspedaal koppelingspedalen
verkleinwoord - -

koppelingspedaal m / o

  1. (verkeer) voetbediening om de verbinding tussen de motor van een voertuig en de wielen te verbreken
    Kan worden gebruikt om de motor stationair te laten draaien of om zonder schade aan tandwielen te kunnen schakelen naar een andere versnelling.
     Met zijn halfautomaat schakelde je zelf, maar zonder koppelingspedaal.[2]
     Het eiwit heeft dus dezelfde uitwerking als het intrappen van de koppelingspedaal van een auto waardoor de motor loskomt van de versnellingsbak.[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron
    Bas van Putten
    “De hete versnellingspook van de Citroën DS5” (27 september 2015) op nrc.nl  
  3.   Weblink bron
    Michiel van Nieuwstadt
    “Bacterie staat stil door ontkoppelen van zweepstaart” (28 juni 2008) op nrc.nl