Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • au·to·goal
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord autogoal autogoals
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de autogoalm

  1. doelpunt gemaakt door een speler van de eigen partij; eigen doelpunt

Gangbaarheid