autogoal
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- au·to·goal
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | autogoal | autogoals |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de autogoal m
- doelpunt gemaakt door een speler van de eigen partij; eigen doelpunt
Gangbaarheid
- Het woord autogoal staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.