autoassemblage
- au·to·as·sem·bla·ge
- samenstelling van auto zn en assemblage zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | autoassemblage | autoassemblages |
verkleinwoord |
de autoassemblage v
- (techniek) het in elkaar zetten van een auto uit losse onderdelen
- ▸ De divisie Autoassemblage heeft in het eerste halfjaar van 2017 een omzet behaald van 1.326 miljoen euro. Sinds 2014 worden er MINI-modellen voor de BMW Group in elkaar gesleuteld.[1]
- ▸ Met een productie van een half miljoen auto's hoort België niet langer tot de belangrijke landen voor autoassemblage, meldde de Vlaamse zakenkrant De Tijd zaterdag.[2]
- Het woord autoassemblage staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Weblink bron Vincent Krijtenburg“VDL-directeur Willem van der Leegte: Als je een kans ziet moet je die pakken” (12-10-2017), Tubantia
- ↑ Weblink bron “België geen grote autoproducent meer” (26 december 2009), Het Parool