• kof·fer·dek·sel
enkelvoud meervoud
naamwoord kofferdeksel kofferdeksels
verkleinwoord kofferdekseltje kofferdekseltjes

de kofferdekselm [1]

  1. deur waarmee het bagagecompartiment van een auto afgesloten kan worden
     ' Crawford sloeg het kofferdeksel dicht en wendde zich af.[2]
     Tijdens die achtervolging moesten vier kinderen die op straat aan het spelen waren, aan de kant springen voor de twee aanstormende auto's. Bij een T-splitsing reed de Nederlander zijn voorligger voorbij. Tijdens het inhalen, schoot hij met een wapen op de auto van de voorligger. Daarbij boorde één kogel zich in de kofferdeksel van de ingehaalde wagen.[3]
     Qua styling zien we uiteraard veel kenmerken terug van de 991.2 en de 991.2 GT3, maar hier en daar bespeuren we ook een vleugje GT2 RS. Bijvoorbeeld de luchtinlaten op de kofferdeksel. De kans is groot dat er nog een uitvoering met Weissach-pakket komt, waarmee de GT3 RS nog sneller en lichter wordt. De introductiekleur is, zoals we inmiddels gewend zijn, een opvallende. Deze keer geen Lava Orange, maar het veelzeggende Lizard Green.[4]


  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. “De schreeuw van het lam” (1994), Luitingh-Sijthoff  , ISBN 902451990X
  3.   Weblink bron “Nederlandse bumperklever schiet op Belgische auto” (30-06-2017), Tubantia
  4.   Weblink bron
    Erik Kouwenhoven
    “Gelekt: Porsche 911 GT3 RS” (07-02-2018), Tubantia