koffer
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- kof·fer
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘reistas’ voor het eerst aangetroffen in 1300 [1]
- Afkomstig van het Franse coffre, het Latijnse cophinus (korf), het Arabische quffa (korf) en het Oudgermaanse kober (korf, handtas). [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | koffer | koffers |
verkleinwoord | koffertje | koffertjes |
Zelfstandig naamwoord
- een draagbare bergruimte waarin spullen kunnen worden meegenomen tijdens het reizen
- Albert had haar laten praten terwijl hij zijn koffer pakte. [3]
Synoniemen
Hyponiemen
- attachékoffer, geldkoffer, handkoffer, hutkoffer, lokkoffer, platenkoffer, plofkoffer, reiskoffer, scheepskoffer
Afgeleide begrippen
- kofferbak, kofferdam, koffergrammofoon, kofferlabel, kofferruimte, kofferschrijfmachine, koffervis, kofferwoord
Vertalingen
1. een draagbare bergruimte waarin spullen kunnen worden meegenomen tijdens het reizen
Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als werkwoord
Werkwoord
vervoeging van |
---|
kofferen |
koffer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kofferen
- Ik koffer.
- gebiedende wijs van kofferen
- Koffer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kofferen
- Koffer je?
Gangbaarheid
- Het woord koffer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "koffer" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[4] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ "koffer" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ koffer op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Lemaitre, Pierre "Tot ziens daarboven" 2014 ISBN 9789401601931 pagina 17
- ↑ Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be