Nederlands

 
attachékoffer
Uitspraak
Woordafbreking
  • at·ta·ché·kof·fer
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord attachékoffer attachékoffers
verkleinwoord attachékoffertje attachékoffertjes

Zelfstandig naamwoord

de attachékofferm

  1. rechthoekige, afsluitbare, niet vervormbare handkoffer voor het bewaren en dragen van documenten
    • Tegelijkertijd is de mannentas functioneler dan hij jaren is geweest; mannen moeten de apparaten en snoeren die ze met zich meesjouwen ergens kwijt. Een telefoon stopte je een paar jaar geleden nog zo in je achterzak, maar smartphones zijn inmiddels zo groot, dat je alleen al daarvoor bijna een tas nodig hebt. Met uitzondering van de jaren tachtig, toen zelfs Nederlandse huisvaders massaal aan de polstas gingen, hebben mannen een voorkeur voor grote en stoere modellen: de klassieke leren kantoortas, de holdall (weekendtas, ook goed voor naar de sportschool), de attachékoffer, de koerierstas, de rugzak. Een zogenaamde tote - model boodschappentas - geldt voor veel mannen nog altijd als een gewaagde keuze.[2] 
    • Waar het protocol van het ministerie van Buitenlandse Zaken geldt, hebben chauffeurs zo hun eigen erecode - wees immer discreet, nooit te beroerd een attachékoffer te dragen en vooral: ben altijd onmiddellijk beschikbaar. Dus blijven ze zo dicht mogelijk bij hun auto.[3]  
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. attachékoffer op website: Etymologiebank.nl
  2. NRC Milou van Rossum 20 mei 2016
  3. NRC Margriet Oostveen 30 juni 1997Margriet Oostveen 30 juni 1997