reiskoffer
- Geluid: reiskoffer (hulp, bestand)
- reis·kof·fer
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | reiskoffer | reiskoffers |
verkleinwoord | reiskoffertje | reiskoffertjes |
de reiskoffer m
- koffer waarin een reiziger zijn reisbenodigdheden heeft opgeboren
- ▸ Er hing een lichte ochtendmist boven de kust op de dag dat Theo vertrok, en het was vloed. Cameron en Donald laadden zijn reiskoffer in de boot en Theo bleef even op de kiezels staan om achterom te kijken naar Beatrice, die met haar omslagdoek om zich heen geklemd stond te bibberen in de vochtige lucht.[2]
- ▸ In een woning in Rotterdam heeft de politie gisteren 1,1 miljoen euro aan contant geld aangetroffen. Het geld was verstopt in een reiskoffer en een plastic tas. Een 38-jarige Rotterdammer is aangehouden.[3]
- Het woord reiskoffer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Main, Sarah“Huis van eb en vloed” (2015), A.W. Bruna Uitgevers , ISBN 9789044974515
- ↑ Weblink bron “Politie vindt 1,1 miljoen euro cash in Rotterdamse woning” (12-12-2019), NOS