Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ach·ter·licht
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord achterlicht achterlichten
verkleinwoord achterlichtje achterlichtjes

Zelfstandig naamwoord

het achterlichto

  1. (verkeer) lamp(en) aan de achterkant van een voertuig (meestal rood gekleurd)
  2. (jongerentaal) roodharige, bakboordslicht, knipperbol, stoplicht, vuurtoren
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen