• groot·licht
enkelvoud meervoud
naamwoord grootlicht grootlichten
verkleinwoord grootlichtje grootlichtjes

het grootlichto

  1. (verkeer) de verlichting van een voertuig dat bedoeld is om de weg voor het voertuig te verlichten over een grote afstand.
    • Door het grootlicht zagen we in de verte nog snel een ree oversteken.