• ach·ter

achter

  1. verder weg dan (gezien vanaf de spreker of anderszins)
    • De zon gaat schuil achter de wolken. 
     De rest is geschiedenis, gedetailleerd te zien op de expositie in Assen. Achter het podium met de oude gitaren hangt het scherm waarop de films te zien zijn van de Amerikaanse bluesreizen die Muskee maakte met Albert Haar. Daar zijn ook de beelden te zien van het karige Tutwiler, Mississippi, waar ze op zoek gingen naar het graf van Sonny Boy Williamson II.[4]
  2. verborgen
     Het voelde bijna alsof er een diepere betekenis achter zat.[5]
  3. aan de achterkant
    • Bob zit voor zijn werk de hele dag achter de computer. 
    • Piet parkeert zijn auto achter de winkel. 
  4. later in rangorde
    • Toen stond PSV achter Ajax en Feyenoord in de eredivisie. 
  5. in het laatste gedeelte
    • Hij is achter in de vijftig. 
  6. in het verleden
     Tere en hij waren, als Alfonso's buitenechtelijke kinderen, half in het verborgene opgegroeid, maar hun vader had hun vaak geld toegestopt, op voorwaarde dat Isaac volwassen zou worden en al dat linkse, artistieke gedoe achter zich zou laten.[6]
  • achter de wolken schijnt de zon
alle nare dingen zijn tijdelijk en daarna wordt het beter
  vnw. bijw.
  voorzetselbijwoord     achter  
 persoonlijk     erachter  
aanwijz.  nabij     hierachter  
  veraf     daarachter  
  vragend/betrekk.     waarachter  

achter

  1. prepositioneel deel van een voornaamwoordelijk bijwoord
    • Hier zit meer achter. 
  2. bijwoordelijk deel van een scheidbaar werkwoord
    • Achterlaten: Hij liet een goed lopend bedrijf achter. 
    • Hij loopt achter met zijn werk, dus hij moet nog veel inhalen. 
99 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.[7]
enkelvoud meervoud
bepaald geheel achtere achterer
gemut. - -
onbepaald geheel achter achter
gemut. - -

achter + accusatief/datief

  1. (Hooglimburgs) achter.
  2. (Hooglimburgs) na.
    «Achter vief oere, den aere 'ch bie dich.»
    Na vijf uur ben ik bij jou.


  • Afgeleid van het Middelnederduitse achter

achter

  1. achter; aan de achterkant