Andere schrijfwijzen Niet te verwarren met: Lager
  • la·ger
  • Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘deel van een werktuig waarop de as steunt’ voor het eerst aangetroffen in 1908 [1] [2] [3] [4]
1 enkelvoud meervoud
naamwoord lager lagers
verkleinwoord lagertje lagertjes
2 enkelvoud meervoud
naamwoord lager -
verkleinwoord - -

lager

  1. m en o (techniek) een constructie die er voor zorgt dat verschillende delen van die constructie beter ten opzichte van elkaar kunnen bewegen door het verlagen van de wrijving
  2. o (drinken) een ondergistende biersoort met een alcoholgehalte van 2,5%-3%

lager

  1. onverbogen vorm van de vergrotende trap van laag
     Op het steile pad kwam ik nog altijd grote sneeuwvelden tegen en op een van de laatste hiervan zag ik in de verte opeens twee meisjes vlak achter elkaar de berg af glijden. Ik schrok me rot, ze kwamen pas 70 meter lager tot stilstand.[5]
100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[6]


  • la·ger
Naar frequentie 5058

lager

  1. nominatief onbepaald gemeenschappelijk geslacht meervoud van lage


  • la·ger
Naar frequentie 21436
enkelvoud meervoud
lager lagers

lager

  1. (drinken) lager, lagerbier


  • la·ger
Naar frequentie 607

lager

  1. zwakke verbuiging tegenwoordige tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van lage