vervoeging
onbepaalde wijs to  glare 
he/she/it  glares 
verleden tijd  glared 
voltooid
deelwoord
 glared 
onvoltooid
deelwoord
 glared 
gebiedende wijs  glaring 

glare

  1. onovergankelijk (v. licht) fel schijnen, schitteren; blinken
  2. onovergankelijk, onovergankelijk opvallen, in het oog springen
  3. onovergankelijk, (figuurlijk) boos/dreigend kijken
  4. overgankelijk, (figuurlijk) door middel van een boze blik uitdrukken
enkelvoud meervoud
glare glares

glare

  1. felle, boze en/of dreigende blik
  2. zeer fel/verblindend licht