glare
vervoeging | |
---|---|
onbepaalde wijs | to glare |
he/she/it | glares |
verleden tijd | glared |
voltooid deelwoord |
glared |
onvoltooid deelwoord |
glared |
gebiedende wijs | glaring |
glare
- onovergankelijk (v. licht) fel schijnen, schitteren; blinken
- onovergankelijk, onovergankelijk opvallen, in het oog springen
- onovergankelijk, (figuurlijk) boos/dreigend kijken
- overgankelijk, (figuurlijk) door middel van een boze blik uitdrukken
enkelvoud | meervoud |
---|---|
glare | glares |
glare
- felle, boze en/of dreigende blik
- zeer fel/verblindend licht