lage
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: lage (hulp, bestand)
- IPA: / ˈlaɣə / (2 lettergrepen)
- (Noord-Nederland): /ˈlaːχə/
- (Vlaanderen, Brabant, Limburg): /ˈlaːɣə/
Woordafbreking
- la·ge
Bijvoeglijk naamwoord
lage
- verbogen vorm van de stellende trap van laag
- ▸ Ik was altijd gewend in de bergen hoge, leren bergschoenen te dragen maar ditmaal had ik gekozen voor lage trailrunner schoenen die erg licht waren en snel droogden.[1]
Gangbaarheid
- Het woord lage staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "lage" herkend door:
95 % | van de Nederlanders; |
92 % | van de Vlamingen.[2] |
Verwijzingen
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Noors
Uitspraak
Woordafbreking
- la·ge
Woordherkomst en -opbouw
- Afkomstig van het Oudnoorse woord lag.
vervoeging | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs | lage | lage |
tegenwoordige tijd | lager | lager |
verleden tijd | laget laga |
lagde |
voltooid deelwoord |
laget laga |
lagd |
onvoltooid deelwoord |
lagende | lagende |
lijdende vorm | lages | lages |
gebiedende wijs | lag | lag |
vervoegingsklasse | Klasse 1 zwak | Klasse 3 zwak |
opmerking | optioneel | optioneel |
Werkwoord
lage
- overgankelijk maken, bereiden
- «Du trenger 3 skåler for å lage denne kaken.»
- Je hebt 3 schotels nodig om deze taart te maken.
- «Du trenger 3 skåler for å lage denne kaken.»
Synoniemen
Afgeleide begrippen
- lage seg
- lage selv
- lage til
Uitdrukkingen en gezegden
- lage en scene
een scène maken
- lage mål
een goal maken / een doel maken / een doelpunt maken / een doelpunt scoren
- lage et kunstverk / en kake
een kunstwerk / een taart maken
Zelfstandig naamwoord
lage
- verouderde spelling of vorm van lagje tot 2005
- (verouderd) onbepaalde vorm nominatief enkelvoud, mannelijk en onzijdig
Nynorsk
Uitspraak
Woordafbreking
- la·ge
Woordherkomst en -opbouw
- Afkomstig van het Oudnoorse woord lag.
vervoeging | |
---|---|
onbepaalde wijs | lage laga |
tegenwoordige tijd | lagar |
verleden tijd | laga |
voltooid deelwoord |
laga |
onvoltooid deelwoord |
lagande |
lijdende vorm | lagast |
gebiedende wijs | lag laga lage |
vervoegingsklasse | Klasse 1 zwak |
opmerking |
Werkwoord
lage
- overgankelijk maken, bereiden
- «Vi har laga eit møterom med alle audiovisuelle facilitetar.»
- We hebben een vergaderruimte met alle audiovisuele faciliteiten gevormd.
- «Vi har laga eit møterom med alle audiovisuelle facilitetar.»
Synoniemen
Afgeleide begrippen
- lage seg
- lage selv
- lage til
Uitdrukkingen en gezegden
- lage mål
een goal maken / een doel maken / een doelpunt maken / een doelpunt scoren
- lage eit kunstverk / ein kake
een kunstwerk / een taart maken