• ach·ter·ha·len
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
achterhalen
achterhaalde
achterhaald
zwak -d volledig

achterhalen

  1. overgankelijk iets weten komen, op te sporen, naspeuren, ontdekken waarvan je al weet dat het bestaat
     Dank aan de auteurs en uitgevers die overname toestonden (zie voor bijzonderheden 'Bronnen' aan het einde van het boek). De oorspronkelijke spelling hiervan is zoveel mogelijk gehandhaafd. Van enkele stukken bleken, tot onze spijt, auteur en uitgever niet te achterhalen.[1]
  • Al is de leugen nog zo snel, de waarheid achterhaalt haar wel.
liegen keert zich tegen je, altijd! - met een leugen schiet iemand niets op omdat de waarheid altijd vroeg of laat naar buiten komt
99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[2]
  1. “Het hele jaar rond: van Sinterklaas tot Sintemaarten” (1973), Lemniscaat  , p. 7
  2.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be