inhalen
- in·ha·len
- samenstelling van in bw en halen ww
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
inhalen |
haalde in |
ingehaald |
zwak -d | volledig |
inhalen
- overgankelijk binnen of binnenboord brengen
- 's Nachts wordt het net ingehaald en wordt de vangst meteen verwerkt.
- overgankelijk een achterstand (meer dan) goed maken
- Hij had de man die op kop lag bijna ingehaald.
- ▸ Een aantal dagen later zag ik voor het eerst de slapende vulkaan Mount Shasta in de verte liggen. Ik was goed in vorm, waardoor ik des te gekker opkeek toen iemand mij toch inhaalde.[1]
- ▸ De zestien wielrenners uit België fietsten volgens de politie op de weg en niet op het naastgelegen fietspad. De bestuurder van een zwarte auto wilde de groep passeren. Bij het inhalen heeft de automobilist waarschijnlijk twee wielrenners geraakt. Volgens de Belgen was er opzet in het spel.[2]
- [1] uitwerpen
- [1] inhalig,
- [2] inhaalslag, inhaalvaccinatie
- Het woord inhalen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "inhalen" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Weblink bron “Automobilist die doorreed na ongeluk met wielrenners meldt zich” (16 mei 2022), NOS
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
vervoeging van |
---|
inhalar |
inhalen