• voor·bij·gaan
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
voorbijgaan
ging voorbij
voorbijgegaan
klasse 7 volledig

voorbijgaan

  1. ergatief langs een bepaald punt gaan
    • Dezelfde fietser ging opnieuw voorbij. 
  2. ergatief tot verleden gaan behoren
    • Die tijd is voorgoed voorbijgegaan. 
  3. inergatief niet in beschouwing nemen
    • Er werd daarmee geheel voorbijgegaan aan de wil van de Iraanse bevolking. 
99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be