passer
Niet te verwarren met: Passer |
- pas·ser
- In de betekenis van ‘meetwerktuig’ voor het eerst aangetroffen in 1443 [1]
- Naamwoord van handeling van passen met het achtervoegsel -er [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | passer | passers |
verkleinwoord | passertje | passertjes |
de passer m
- (teken- en schrijfmateriaal) een hulpmiddel om cirkels en cirkelbogen te tekenen
- (scheepvaart) een hulpmiddel om de afgelegde afstand van een schip te berekenen.
- binnenpasser, buitenpasser, ellipspasser, krompasser, kruispasser, plaatspasser, potloodpasser, spiraalpasser, trekpasser, voetjespasser, voetpasser
1.
- Het woord passer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "passer" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "passer" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ passer op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
- Afkomstig van het Latijnse "passare" (kruisen).
stamtijd | ||
---|---|---|
infinitief | verleden tijd |
voltooid deelwoord |
passer |
passais |
passé |
eerste groep | volledig |
passer
- voorbijgaan
- voorbijkomen, komen langs
- «Je vais à Calais en partant de Montpellier, je passe par Clermont-Ferrand.»
- Ik ga naar Calais vanaf Montpellier en kom dan langs Clermont-Ferrant.
- «Je vais à Calais en partant de Montpellier, je passe par Clermont-Ferrand.»
- vergeten en vergeven
- «Je passe sur ce que vous avez fait.»
- Wat je gedaan hebt is vergeten en vergeven.
- «Je passe sur ce que vous avez fait.»
- verteren, digereren
- «Ça passe difficilement.»
- Het verteert moeilijk.
- «Ça passe difficilement.»
- voorkomen.