digereren
- di·ge·re·ren
- afgeleid van het Franse digérer of daarvoor van het Latijnse 'digerere' (of 'gerere' (brengen, doen) met het voorvoegsel dis-) met het achtervoegsel -eren
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
digereren |
digereerde |
gedigereerd |
zwak -d | volledig |
digereren overgankelijk
- (voeding) (kookkunst) verteren
- (kookkunst) (scheikunde) (een vloeistof en een vaste stof samen) matig verwarmen
- Het woord digereren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "digereren" herkend door:
25 % | van de Nederlanders; |
41 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be