verduwen
- ver·du·wen
verduwen [2]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
verduwen |
verduwde |
verduwd |
zwak -d | volledig |
- verteren van voedsel in het spijsverteringskanaal
- (figuurlijk) geestelijk verdragen
- Als hij Hoofts ”Nederlandse Historiën” gelezen heeft -dat krijgt hij binnen een week voor elkaar- schrijft hij dat het hem toch niet lukt om „alles te verduwen (…) wat ik zo gezwind heb ingezwolgen. Veel immers laat een pijnlijk brandend gevoel na, voornamelijk wat op de overtuiging en de dienst van God ziet.” [3]
- [1] verteren
- [2] slikken, accepteren, ondergaan, verkroppen
- Het woord verduwen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "verduwen" herkend door:
48 % | van de Nederlanders; |
69 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ verduwen op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Reformatorisch Dagblad Enny de Bruijn 13-08-2008 ZINGENDE BOSSEN BIJ MANESCHIJN
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be