naamwoord van handeling
zelfstandig bijvoeglijk
vergeten vergetend
vergetelheid vergeten
  • ver·ge·ten
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
vergeten
/vər'ɣetə(n)/
vergat
/vər'ɣɑt/
vergeten
/vər'ɣetə(n)/
klasse 5 volledig

vergeten

  1. uit het geheugen verloren gaan
     In veel landen leven mensen niet in vrijheid. In Nederland leven we wel in vrijheid. We moeten niet vergeten dat dat belangrijk en bijzonder is. Daarom zijn er heel het jaar herdenkingen.[3]
     ` Welke plek noemde jij thuis voordat je hier kwam?'
    `De woestijn,' zei hij. 'Maar meneer Montebello heeft ervoor gezorgd dat ik de woestijn ben vergeten. Ik ben hem daar dankbaar voor.'
    [4]
  2. niet gedaan hebben
    • Hij was vergeten om het pak melk te halen uit de supermarkt. 
99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[5]