vergeten/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van vergeten | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | vergeten | te vergeten | ||||||||
toekomend | zullen vergeten | te zullen vergeten | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben vergeten | te hebben vergeten | ||||||||
toekomend | vergeten zullen hebben | vergeten te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
vergetend | vergeten | ev. vergeet |
mv. verouderd vergeet |
vergete | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | vergeet | vergeet | vergeet | vergeet | vergeet | vergeten | vergeten | vergeten | |||
verleden (o.v.t.) | vergat | vergat | vergat | vergat[1] | vergat | vergaten | vergaten | vergaten | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal vergeten | zult/zal vergeten | zult/zal vergeten | zult vergeten | zal vergeten | zullen vergeten | zullen vergeten | zullen vergeten | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou vergeten | zou vergeten | zou(dt) vergeten | zoudt vergeten | zou vergeten | zouden vergeten | zouden vergeten | zouden vergeten | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb vergeten | hebt vergeten | hebt/heeft vergeten | hebt vergeten | heeft vergeten | hebben vergeten | hebben vergeten | hebben vergeten | |||
verleden (v.v.t.) | had vergeten | had vergeten | had vergeten | hadt vergeten | had vergeten | hadden vergeten | hadden vergeten | hadden vergeten | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal vergeten hebben | zal/zult vergeten hebben | zult/zal vergeten hebben | zult vergeten hebben | zal vergeten hebben | zullen vergeten hebben | zullen vergeten hebben | zullen vergeten hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou vergeten hebben | zou vergeten hebben | zou/zoudt vergeten hebben | zoudt vergeten hebben | zou vergeten hebben | zouden vergeten hebben | zouden vergeten hebben | zouden vergeten hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm vergeten worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt vergeten | er is vergeten | |||||||||
verleden | er werd vergeten | er was vergeten | |||||||||
toekomend | er zal vergeten worden | er zal vergeten zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou vergeten worden | er zou vergeten zijn | |||||||||
lijdende vorm vergeten worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | vergeten worden | vergeten te worden | ||||||||
toekomend | vergeten zullen worden | vergeten te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | vergeten zijn | vergeten te zijn | ||||||||
toekomend | vergeten zullen zijn | vergeten te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word vergeten | wordt vergeten | wordt vergeten | wordt vergeten | wordt vergeten | worden vergeten | worden vergeten | worden vergeten | |||
verleden (o.v.t.) | werd vergeten | werd vergeten | werd vergeten | werdt vergeten | werd vergeten | werden vergeten | werden vergeten | werden vergeten | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal vergeten worden | zult vergeten worden | zult vergeten worden | zult vergeten worden | zal vergeten worden | zullen vergeten worden | zullen vergeten worden | zullen vergeten worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou vergeten worden | zou vergeten worden | zou/zoudt vergeten worden | zoudt vergeten worden | zou vergeten worden | zouden vergeten worden | zouden vergeten worden | zouden vergeten worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben vergeten | bent vergeten | bent/is vergeten | zijt vergeten | is vergeten | zijn vergeten | zijn vergeten | zijn vergeten | |||
verleden (v.v.t.) | was vergeten | was vergeten | was vergeten | waart vergeten | was vergeten | waren vergeten | waren vergeten | waren vergeten | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal vergeten zijn | zult vergeten zijn | zult vergeten zijn | zult vergeten zijn | zal vergeten zijn | zullen vergeten zijn | zullen vergeten zijn | zullen vergeten zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou vergeten zijn | zou vergeten zijn | zou/zoudt vergeten zijn | zoudt vergeten zijn | zou vergeten zijn | zouden vergeten zijn | zouden vergeten zijn | zouden vergeten zijn |
vervoeging van het Nederlandse werkwoord zich vergeten | ||||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
tegenwoordige tijd | verleden tijd | toekomende tijd | ||||||||||
enkelvoud | meervoud | enkelvoud | meervoud | enkelvoud | meervoud | |||||||
1 | ik | vergeet me | wij, we | vergeten ons | ik | vergat me | wij, we | vergaten ons | ik | zal me vergeten | wij, we | zullen ons vergeten |
2 | jij, je | vergeet je | jullie | vergeten je | jij, je | vergat je | jullie | vergaten je | jij, je | zal, zult je vergeten | jullie | zullen je vergeten |
u | vergeet zich/u | u | vergeet zich/u | u | vergat zich/u | u | vergat zich/u | u | zult zich/u vergeten | u | zult zich/u vergeten | |
gij, ge | vergeet u | gij, ge, gijlieden |
vergeet u | gij, ge | vergat u | gij, ge, gijlieden |
vergat u | gij, ge | zult u vergeten | gij, ge gijlieden |
zult u vergeten | |
3 | hij, zij, het | vergeet zich | zij, ze | vergeten zich | hij, zij, het | vergat zich | zij, ze | vergaten zich | hij, zij, het | zal zich vergeten | zij, ze | zullen zich vergeten |
onvoltooid deelwoord | voltooide tijd | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | |||||||||
zich vergetend | zich vergeten hebben | vergeet u/je , vergeet je | vergete zich |