oublier
stamtijd | ||
---|---|---|
infinitief | verleden tijd |
voltooid deelwoord |
oublier /u.bli.je/ |
oubliais - |
oublié - |
volledig |
oublier
- overgankelijk vergeten
- «Je devais laver le linge, mais j'ai oublié.»
- Ik moest de was doen, maar ik ben het vergeten.
- «Je devais laver le linge, mais j'ai oublié.»
- overgankelijk achterlaten
- (achterlaten) laisser
- (vergeten) désapprendre