stamtijd
infinitief verleden
tijd
voltooid
deelwoord
oublier
/u.bli.je/
oubliais
-
oublié
-
volledig

oublier

  1. overgankelijk vergeten
    «Je devais laver le linge, mais j'ai oublié
    Ik moest de was doen, maar ik ben het vergeten.
  2. overgankelijk achterlaten