• voor·bij·lo·pen
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
voorbijlopen
liep voorbij
voorbijgelopen
klasse 7 volledig

voorbijlopen [1]

  1. onovergankelijk lopend voorbijgaan
     Gabardinebroek, tweed of lood en bruine wandelschoenen betekende een burger, zoals die op de balkons aan de Strandvâgen 'Bombardeer Hanoi'stonden te schreeuwen wanneer de demonstranten eronder voorbijliepen op weg naar de VS-ambassade.[2]
96 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “1968, De grote eeuw deel 7” (2017), Uitgeverij Prometheus  , ISBN 9789044633535
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be