achterhaalde
- ach·ter·haal·de
vervoeging van |
---|
achterhalen |
achterhaalde
- enkelvoud verleden tijd van achterhalen
- Ik achterhaalde.
- Jij achterhaalde.
- Hij, zij, het achterhaalde.
- Ik achterhaalde.
- verbogen vorm van achterhaald, voltooid deelwoord van achterhalen
achterhaalde
- verbogen vorm van de stellende trap van achterhaald
- Het woord achterhaalde staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.