• ach·ter·ein·de
enkelvoud meervoud
naamwoord achtereinde achtereindes
achtereinden
verkleinwoord

het achtereindeo

  1. het achterste deel van een voorwerp dat een voorkant en achtereinde heeft
    • “De verdenking bestond eruit dat onderzoek uitwees dat aannemelijk was geworden dat de brand in de cel van de gewezen verdachte is ontstaan. Hij verklaarde zelf dat hij een brandende sigaret of shagje in de richting van het achtereinde van zijn bed heeft weggeschoten en dat hij daar ook vlammen heeft gezien. Verdachte heeft dan ook zelf op niet onaanzienlijke wijze bijgedragen aan het ontstaan van de verdenking.”[2] 
    • Achtereinde van een ezel. Dat is wat je krijgt als je Balkenende uit het Engels terugvertaalt. Op de foto zie je - als je goed kijkt - dat Bush er nog altijd een beetje om moet nagrinniken. Van zijn media-adviseurs hoefde hij de lach niet eens van zijn gezicht te vegen. Bush grinnikt dag en nacht een beetje na. Ook jouw pr-team deed zijn werk niet kwaad, Balk. Je stáát er. Weliswaar als de bruidegom op een Siciliaanse trouwfoto, geschoten door de baas van de lokale fotowinkel, maar je staat.[3]  
  • zo dom als het achtereinde van een varken / rund
heel erg dom zijn of heel erg dom doen
- De NSA en hun soortgenoten uit alle landen bespioneren ons. Altijd zo geweest, zal altijd zo blijven. Merk op dat dit voornamelijk kan dankzij de wereldwijde invloed van computers die, gemeten naar intelligentie, gelijk staan aan het achtereind van een varken. Het is niet de intelligentie van de electronica, maar de domheid van de mensen die hier debet aan is. [4]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC Lex Boon 14 januari 2014
  3. NRC Gerrit Komrij 11 september 2003
  4. NRC Vincent Icke 20 december 2014