WikiWoordenboek:Voorzetselbijwoord
In het Nederlands kunnen veel (maar niet alle) voorzetsels ook als bijwoorden voorkomen, hetzij als het bijwoordelijke deel van scheidbaar werkwoord, hetzij als deel van een eveneens scheidbaar voornaamwoordelijk bijwoord
Het voorbeeld in
bewerkenHet woord in kan zowel als voorzetsel en als voorzetselbijwoord gebruikt worden:
- voorzetsel -- in
- hij woont in het huis
- bijwoordelijk deel van een scheidbaar werkwoord -- inlopen
- hij liep het huis in.
- prepositioneel deel van een voornaamwoordelijk bijwoord -- erin
- hij woont er al heel lang in.
In [2] en [3] is in een voorzetselbijwoord.
Overeenkomsten en verschillen
bewerkenHet bijwoord is echter niet altijd hetzelfde als het overeenkomstige voorzetsel. Soms is het voorzetselbijwoord anders dan het voorzetsel. Er zijn ook voorzetselbijwoorden die geen overeenkomstig voorzetsel kennen. Omgekeerd zijn er voorzetsels die geen overeenkomstig bijwoord hebben:
voorzetsel | bijwoord |
---|---|
in | in |
met | mee |
tot | toe |
? | heen |
? | af |
via | ? |
tijdens | ? |