WikiWoordenboek:Voornaamwoordelijk bijwoord
Voornaamwoordelijke bijwoorden worden gevormd ter vervanging van de combinatie voorzetsel + voornaamwoord. Men vervangt het voornaamwoord door het overeenkomstig bijwoord van plaats en zet het voorzetsel in bijwoordelijke vorm erachter:
Bijvoorbeeld:
persoonlijk | *met het | ==> ermee |
vragend/betrekkelijk | van wat | ==> waarvan |
aanwijzend nabij | voor dit | ==> hiervoor |
aanwijzend veraf | tot dat | ==> daartoe |
onbepaald | van iets | ==> ergens van |
ontkennend | naar niets | ==> nergens naar |
algemeen | aan alles | ==> overal aan |
alternatief | in iets anders | ==> ergens anders in. |
uitsluitend | met niets anders | ==> nergens anders mee. |
Alleen in de eerste vier gevallen wordt het voornaamwoordelijk bijwoord aan elkaar geschreven. In de andere gevallen is er sprake van een bijwoordelijke bepaling die uit meer dan één bijwoord bestaat.
(scheidbaar)
Ook het aaneengeschreven voornaamwoordelijk bijwoord is althans in het Nederlands scheidbaar. In een zin kan het vaak in zijn twee onderdelen uiteenvallen:
- Ik zie er de zin niet van in.
Voornaamwoordelijke bijwoorden komen in een aantal Germaanse talen voor, maar in het Nederlands zijn zij bijzonder prominent aanwezig. In het Engels zijn ze niet productief meer en worden ook niet gescheiden.
Niet alle Nederlandse voorzetsels lenen zich voor de vorming van een voornaamwoordelijk bijwoord. Voorbeelden hiervan zijn via en behalve.