via
- Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘voorzetsel’ voor het eerst aangetroffen in 1847 [1]
- afgeleid van het Latijnse ˈvia' (weg) [2]
via
- langs
- Van Rotterdam naar Alphen a/d Rijn via Leiden of via Gouda.
- door gebruik te maken van, met behulp van, door bemiddeling van
- Via zijn vriend werd het contact gelegd.
- ▸ Guthook is een interactieve kaart van de PCT die via gps precies aangeeft waar je je bevindt.[3]
1. langs
- Het woord via staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "via" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ "via" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ etymologiebank.nl
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
via v
- weg
- «Eventu suffragii nuntiato in viis Teherani tumultus violenti orti sunt. [1]»
- Nadat de afloop van de stemming gemeld was, ontstonden in de straten van Teheran gewelddadige tumulten.
- «Eventu suffragii nuntiato in viis Teherani tumultus violenti orti sunt. [1]»
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
nominatief | via | viae |
genitief | viae | viārum |
datief | viae | viīs |
accusatief | viam | viās |
ablatief | viā | viīs |
vocatief | via | viae |