achterbeen
- Geluid: achterbeen (hulp, bestand)
- IPA: / ˈɑxtərˌben / (3 lettergrepen)
- ach·ter·been
- Het woord achterbeen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | achterbeen | achterbene |
verkleinwoord |
achterbeen
- (anatomie) achterbeen; een van de twee poten van een paard die het dichtst bij de staat en ver van de kop zitten
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | achterbeen | achterbene |
verkleinwoord |
achterbeen
- (anatomie) achterbeen; een van de twee poten van een paard die het dichtst bij de staat en ver van de kop zitten
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | achterbeen | achterbene |
verkleinwoord |
achterbeen
- (anatomie) achterbeen; een van de twee poten van een paard die het dichtst bij de staat en ver van de kop zitten
achterbeen
- (anatomie) achterbeen; een van de twee poten van een paard die het dichtst bij de staat en ver van de kop zitten
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | achterbeen | achterbene |
verkleinwoord |
achterbeen
- (anatomie) achterbeen; een van de twee poten van een paard die het dichtst bij de staat en ver van de kop zitten
achterbeen
- (anatomie) achterbeen; een van de twee poten van een paard die het dichtst bij de staat en ver van de kop zitten