• ach·ter·deur
enkelvoud meervoud
naamwoord achterdeur achterdeuren
verkleinwoord achterdeurtje achterdeurtjes

de achterdeurv / m

  1. deur langs de achterkant van een gebouw
    • In een dorp komt men meestal via de niet gesloten achterdeur binnen. 
  2. (figuurlijk) niet-officiële of heimelijke werkwijze
    • Hij heeft zijn diploma via een achterdeurtje gehaald.  
     Als de overheid immers zélf procespartij is, heeft die wel toegang tot alle uitspraken. Via de achterdeur – de databases van de rechtbanken. Burgers hebben dat niet. Dat is rechtsongelijkheid die niet kan.[3]
100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[4]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. achterdeur op website: Etymologiebank.nl
  3.   Weblink bron
    Folkert Jensma
    “De rechtspraak is kennelijk alleen openbaar voorzover het de rechter behaagt” (1 december 2022) op nrc.nl  
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be