achterdeur
- Geluid: achterdeur (hulp, bestand)
- IPA: / ˈɑxtərˌdør / (3 lettergrepen)
- ach·ter·deur
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | achterdeur | achterdeuren |
verkleinwoord | achterdeurtje | achterdeurtjes |
- deur langs de achterkant van een gebouw
- In een dorp komt men meestal via de niet gesloten achterdeur binnen.
- (figuurlijk) niet-officiële of heimelijke werkwijze
- Hij heeft zijn diploma via een achterdeurtje gehaald.
- ▸ Als de overheid immers zélf procespartij is, heeft die wel toegang tot alle uitspraken. Via de achterdeur – de databases van de rechtbanken. Burgers hebben dat niet. Dat is rechtsongelijkheid die niet kan.[3]
1. deur
- Het woord achterdeur staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "achterdeur" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ achterdeur op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Weblink bron Folkert Jensma“De rechtspraak is kennelijk alleen openbaar voorzover het de rechter behaagt” (1 december 2022) op nrc.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be