Nederlands

 
[1] het achterschip
Uitspraak
Woordafbreking
  • ach·ter·schip
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord achterschip achterschepen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het achterschipo

  1. het achterste deel van een schip
    • Van de wal af lijken de verschillen met een binnenvaartschip dat er naast ligt niet erg groot. Het meest opvallend zijn de twee grote gastanks op het achterschip. Die worden straks gevuld met vloeibaar aardgas van minus 164 graden. Het gas is de brandstof voor de vier gasmotoren met een gecombineerd vermogen van 1.200 kilowatt, die elektriciteit opwekken voor de voorstuwing en de elektrische installaties van het schip. Geen diesel meer en daarmee ook geen uitstoot van fijnstof meer, geen zwaveldioxide en veel minder stikstofoxiden. Het geavanceerde powermanagementsysteem zorgt er bovendien voor dat de motoren niet alleen een stuk schoner, maar ook een stuk zuiniger zijn.[3] 
Vertalingen

Gangbaarheid

94 % van de Nederlanders;
88 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen