Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ach·ter·bout
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord achterbout achterbouten
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

achterbout m [1]

  1. het vlees van de achterdijen van slachtvee
    • En de tartaar: met het mes hakken toch? 'Altijd. Als je hem door de molen draait, krijg je gehakt; daar maken ze hamburgers van. Het vlees van de rundermuis, uit de achterbout, is het lekkerst voor tartaar. Dat heeft van zichzelf veel smaak.'[2] 
    • Maar reebok is echt zomerwild, het seizoen loopt tot half september. We krijgen er een kroketje van en drie hapjes uit de achterbout: spierstukje, bovenbil en platte bil. Allemaal even mals, al lijkt de bovenbil het allermalst.[3] 
  2. het vlees van het achterste kwart van slachtvee
    • De taaie schouder wordt doorgaans vooral gebruikt voor stoofvlees, de malsere stukken rund worden van het achterste deel gesneden: de rug en de bil. Het heet Jodenhaas, omdat orthodoxe Joden geen vlees uit de achterbout mogen eten. Het is vlees met een grove draad waarop je moet kauwen. Daar hebben we niks op tegen, integendeel: waarvoor heb je je tanden anders?[4] 
Vertalingen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Volkskrant MAC VAN DINTHER 14 december 2012
  3. Volkskrant Mac van Dinther 31 augustus 2009
  4. Volkskrant Mac van Dinther 11 februari 2011