• ach·ter·ban
  • In de betekenis van ‘onderafdelingen’ voor het eerst aangetroffen in 1350 [1]
  • Samenstelling van achter en het verouderde ban (oproep)[2]
enkelvoud meervoud
naamwoord achterban achterbannen
verkleinwoord achterbannetje achterbannetjes

de achterbanm

  1. de grote groep van mensen die een organisatie niet leiden of besturen maar wel steunen
    • De groepering kan bogen op een grote achterban. 
    • De woordvoerder van de actiegroep heeft zijn achterban opgeroepen geen onbezonnen acties te beginnen. 
    • Een volksvertegenwoordiger moet verantwoording afleggen naar zijn achterban. 
98 % van de Nederlanders;
95 % van de Vlamingen.[3]