• ach·ter·naam
enkelvoud meervoud
naamwoord achternaam achternamen
verkleinwoord achternaampje achternaampjes

de achternaamm

  1. een naam die van geslacht op geslacht en indien gewenst door het huwelijk overgedragen wordt
    • Mijn achternaam is Coenders en dat is ook de achternaam van mijn dochters. 
    • In Nederland hebben mensen één achternaam, een of meer voornamen, een roepnaam en soms een meisjesnaam. 
     De volgende dag, gisteren dus, werd ik door meneer Montebello aan haar voorgesteld. Ze blijkt daadwerkelijk een dichteres te zijn. Ze heet Albane. Dat was haar voornaam, dan wel een soort artiestennaam. In elk geval achtte zij mij haar achternaam niet waardig.[1]
     En meer. . . ‘Marieke,’ fluisterde ze. De jonge vrouw van wie de verloofde in Griekenland in een hotel was verdronken. Een achternaam wilde haar niet te binnen schieten.[2]
100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[3]