• voor·na·men

de voornamenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord voornaam
vervoeging van
voornemen

voornamen

  1. (in een bijzin) meervoud verleden tijd van voornemen
    • ...dat wij voornamen. 
    • ...dat jullie voornamen. 
    • ...dat zij voornamen.