achtervork
- Geluid: achtervork (hulp, bestand)
- ach·ter·vork
- samenstelling van achter en vork
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | achtervork | achtervorken |
verkleinwoord | achtervorkje | achtervorkjes |
- (werktuigbouwkunde) vork waarin het achterwiel van een tweewieler hangt
1. dubbelzijdig uitgevoerde achterwielophanging van een motorfiets
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- Het woord achtervork staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.