• au·to·be·zit·ter
enkelvoud meervoud
naamwoord autobezitter autobezitters
verkleinwoord

de autobezitterm

  1. eigenaar van een personenwagen
     Betrokkenen uit het Nederlandse bedrijfsleven die zaken doen met Libië en het Midden-Oosten spreken over de economische gevolgen van de omwenteling in de Arabische wereld voor Nederland. Wat staat er op het spel voor het bedrijfsleven en wat staat de autobezitter te wachten aan de pomp?[2]
     Better Place bouwt accuwisselstations en oplaadpunten om de verkoop van groene auto's te stimuleren. Het bedrijf verhuurt accu's ter waarde van 10.000 dollar aan de autobezitter. Die kan zo'n 150 kilometer rijden voordat de batterij moet worden opgeladen bij een wisselstation of oplaadpunt. In Israël alleen al stonden inmiddels 1800 oplaadpunten en 38 wisselstations.[3]
     Als een verhuurder zich meldt op de website, moet hij of zij uiteraard een rijbewijs laten zien. Verder wil deze organisatie dat als je voor de eerste keer een auto bij iemand huurt, dat je dan persoonlijk even bij de eigenaar langsgaat om de sleutel op de halen. Op die manier is er fysiek contact geweest en weet de autobezitter wie er in zijn auto gaat rijden. Mocht je dezelfde auto daarna vaker huren, dan kun je met behulp van een pasjessysteem aan de sleutel komen.[4]


  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “Extra lange uitzending onrust Arabische Wereld” (Maandag 28 februari 2011, 09:24), NOS
  3.   Weblink bron “Tegenvaller voor elektrische auto” (Dinsdag 28 mei 2013, 08:56), NOS
  4.   Weblink bron “Stilstaande auto levert geld op” (Vrijdag 15 juli 2011, 12:34), NOS