Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bur·ger·au·to
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord burgerauto burgerauto's
verkleinwoord burgerautootje burgerautootjes

Zelfstandig naamwoord

de burgerautom

  1. auto van de politie die niet als zodanig herkenbaar is
     Agenten hebben gisteren in Zaandam een snorfietser tot stoppen gedwongen door hem hun auto in te trekken. Ze wilden de 19-jarige man aanspreken omdat hij bellend rondreed. Toen hij merkte dat de agenten - in een burgerauto - hem wilden aanspreken, voerde hij zijn snelheid op en ging ervandoor.[1]
     Vier agenten in uniform komen vanuit een burgerauto een kijkje nemen. Een andere vrouw, van tegen de vijftig, fietst met haar man langs. "Op zich is het niet zo'n probleem. Voor mensen die het moeilijk hebben, moet iedereen een steentje bijdragen. Maar ze moeten wel goed gehuisvest worden."[2]

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1.   Weblink bron “Politie Zaanstreek trekt bellende snorfietser auto in” (Zaterdag 30 september 2017, 15:41), NOS
  2.   Weblink bron “Inwoners Albergen: kleiner aantal asielzoekers welkom, wij zijn sociaal” (Dinsdag 23 augustus 2022, 20:00), NOS