autotunnel
  • au·to·tun·nel
enkelvoud meervoud
naamwoord autotunnel autotunnels
verkleinwoord autotunneltje autotunneltjes

de autotunnelm

  1. onderdoorgang die toegankelijk is voor auto's
     In Japan is het dodental als gevolg van het instorten van een autotunnel opgelopen tot 9. De lichamen werden gevonden in drie auto's die waren geplet omdat het dak van de tunnelbuis het begaf.[2]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “Dodental tunnel Japan verder opgelopen” (Maandag 3 december 2012, 08:13), NOS