autobus
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- au·to·bus
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van auto en bus [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | autobus | autobussen |
verkleinwoord | autobusje | autobusjes |
Zelfstandig naamwoord
de autobus m
- (verkeer) een groot voertuig voor het vervoeren van een groot aantal passagiers
- Gaan jullie per trein of per autobus?
Synoniemen
Afgeleide begrippen
- autobusbedrijf, autobusdienst, autobusgarage, autobushalte, autobuskaart, autobuslijn, autobusstation, autobusverkeer
Overerving en ontlening
Vertalingen
1. een groot voertuig voor het vervoeren van een groot aantal passagiers
Gangbaarheid
- Het woord autobus staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "autobus" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[2] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ autobus op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Italiaans
Uitspraak
Woordafbreking
- au·to·bus
Zelfstandig naamwoord
enkelvoud | meervoud |
---|---|
autobus | autobus |
autobus m
Slowaaks
Uitspraak
- IPA: /aʊ̯tɔbʊs/
Zelfstandig naamwoord
autobus m
Synoniemen
Afgeleide begrippen
Typische woordcombinaties
- nastúpiť do autobusu - instappen in een autobus
- vystúpiť z autobusu - uitstappen uit een autobus
Verwante begrippen
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Tsjechisch
Uitspraak
- IPA: /aʊ̯tɔbʊs/
Woordafbreking
- au·to·bus
Woordherkomst en -opbouw
- Afgeleid van het bijvoeglijk naamwoord automobilní en het zelfstandig naamwoord omnibus
Zelfstandig naamwoord
Verbuiging
Synoniemen
Hyperoniemen
Afgeleide begrippen
Typische woordcombinaties
Verwante begrippen
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.