autobusdienst
  • au·to·bus·dienst
enkelvoud meervoud
naamwoord autobusdienst autobusdiensten
verkleinwoord autobusdienstje autobusdienstjes

de autobusdienstm [1]

  1. (verkeer) vorm van openbaar vervoer met behulp van een bus
     Hij begon met vakantiewerk bij de Brabantse Buurtspoorwegen en Autobusdiensten BBA, waar zijn vader directeur was. Klokte later dertien dienstjaren bij de BBA, totdat de voorgangers van het huidige Syntus hem 21 jaar geleden naar Oost-Gelderland lokten. Nu gaat Frank van Setten terug naar het zuiden.[2]
     Rond 08.00 uur kwam een tak in de bovenleiding terecht, waardoor geen treinverkeer mogelijk was op de lijn Herentals-Turnhout. De reizigers van de geblokkeerde trein Antwerpen-Turnhout werden met een bus geëvacueerd en een vervangende autobusdienst werd georganiseerd. Om 09.26 uur was de toestand hersteld en kon het treinverkeer terug volgens het boekje, zegt Infrabel, de beheerder van Belgische spoorweginfrastructuur.[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “Frank van Setten is ongelooflijk trots op Syntus” (6 juni 0015), Tubantia
  3.   Weblink bron “Noodweer richt zware schade aan” (Zaterdag 20 mei 2006 om 00:00), De Standaard